SV | Als nu Mefiboseth, de zoon van Jonathan, den zoon van Saul, tot David inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht, en boog zich neder. En David zeide: Mefiboseth! En hij zeide: Zie, [hier] is uw knecht. |
WLC | וַ֠יָּבֹא מְפִיבֹ֨שֶׁת בֶּן־יְהֹונָתָ֤ן בֶּן־שָׁאוּל֙ אֶל־דָּוִ֔ד וַיִּפֹּ֥ל עַל־פָּנָ֖יו וַיִּשְׁתָּ֑חוּ וַיֹּ֤אמֶר דָּוִד֙ מְפִיבֹ֔שֶׁת וַיֹּ֖אמֶר הִנֵּ֥ה עַבְדֶּֽךָ׃ |
Trans. | wayyāḇō’ məfîḇōšeṯ ben-yəhwōnāṯān ben-šā’ûl ’el-dāwiḏ wayyipōl ‘al-pānāyw wayyišətāḥû wayyō’mer dāwiḏ məfîḇōšeṯ wayyō’mer hinnēh ‘aḇədeḵā: |
Als nu Mefiboseth, de zoon van Jonathan, den zoon van Saul, tot David inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht, en boog zich neder. En David zeide: Mefiboseth! En hij zeide: Zie, [hier] is uw knecht.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Als nu Mefiboseth, de zoon van Jonathan, den zoon van Saul, tot David inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht, en boog zich neder. En David zeide: Mefiboseth! En hij zeide: Zie, [hier] is uw knecht.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!